De circumvallatielinie van het Genneperhuis onderzocht bij Ottersum
In 2008 heeft de Rijksdienst voor Cultureel erfgoed tussen de Goorseweg en de Hoenderweg een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel was om delen van de circumvallatielinie uit 1641 te vinden en daarbij een aantal nieuwe non-destructieve opsporingstechnieken te testen. Non-destructief betekent dat sporen in de bodem niet blootgelegd, beschadigd of verwijderd worden.
Bij Ottersum werden duidelijke sporen aangetroffen die nader onderzocht werden door middel van proefsleuven. Zo werd een deel van de ligging en samenstelling van de circumvallatielinie duidelijk. Een hoek van de gevonden grachten is vrijwel zeker de zuidoostelijke punt van het kamp van Overste Ferens. De vorm van de gevonden grachten en de ligging van de linie komen goed overeen met de kaart van Visscher.
Uit de opgravingen bleek dat de circumvallatielinie hier bestond uit twee grachten, 15 tot 20 meter van elkaar. De uitgegraven aarde zal ongetwijfeld gebruikt zijn om langs elke gracht een wal op te werpen. Zulke wallen werden vaak bekleed met graszoden zodat ze steiler gemaakt konden worden. De wallen lagen aan de 'binnenkant' van de grachten. Spaanse aanvallers moesten dus eerst de gracht van 1,5 meter diep in en dan tegen de wand van de gracht en van de wal opklimmen, samen zeker 3 meter hoog. Boven achter de wal werden ze opgewacht door de Staatse soldaten. Eén Staatse verdediger kon zo meerdere Spaanse aanvallers tegenhouden.
Bij proefsleuvenonderzoeken wordt op basis van verkleuringen in de wand van de sleuf een profiel gemaakt, in dit geval dus van de grachten. Deze waren bovenaan ruim 3 meter breed en op de bodem 1 tot 1,5 meter. De diepte zal oorspronkelijk ongeveer 1,5 meter geweest zijn.
Meer over de onderzoeken bij Ottersum kunt u lezen in het RCE-rapport 'Zoeken naar een speld in een hooiberg?' door J.van Doesburg en A.Müller.